Ben je een ochtendtalent of een nachtuil?
In dit artikel:
Peter Disselkoen (1971), medeoprichter van een IT-bedrijf in Utrecht, en ondernemer Stan Steeghs (1991) illustreren hoe verschillend mensen hun dag ritmeren: Disselkoen is een uitgesproken avondmens die pas na het gezin en sporten aan programmeren begint en vaak tot één à drie uur ’s nachts doorwerkt; Steeghs is een ochtendmens die om zes uur opstaat, creatieve taken ’s ochtends doet en vroeg naar bed gaat. Hun verhalen zetten de toon voor een bredere uitleg over chronotypes: de biologische neiging om vroeg of laat te slapen en te functioneren.
Een chronotype is voor een groot deel genetisch bepaald: sommige mensen voelen zich het beste vroeg op de dag, anderen presteren juist ’s avonds. De meeste mensen zitten tussen die extremen in; onderzoekers onderscheiden doorgaans vier categorieën van ‘ochtendmens’ tot ‘avondmens’. Praktische voorbeelden in het artikel maken duidelijk wanneer iemand als ochtend- of avondmens wordt gezien (bijv. eerder dan zeven uur opstaan en rond 22.00 slaperig zijn versus pas na middernacht naar bed en rond negen à tien uur wakker worden).
Neurowetenschapper Raymond van Ee (Radboud Universiteit) legt uit dat onze biologische klok in een klein gebiedje van het brein zit dat het 24-uursritme regelt: slaap, hongergevoel, bloeddruk en zelfs celdeling worden daardoor aangestuurd. Een disbalans tussen dat interne ritme en externe verplichtingen — zoals ploegendiensten of intercontinentale reizen — leidt tot verminderde welbevinden en verstoorde lichaamsfuncties. Langdurig leven tegen je klok in hangt samen met hogere risico’s op aandoeningen als hart- en vaatziekten, diabetes type 2, obesitas en mogelijk bepaalde kankersoorten; ook personeel van vliegtuigen en nachtwerkers blijken verhoogde risico’s te hebben.
Bedrijven beginnen daar vaker rekening mee te houden. Peter Hagesteijn van de AWVN noemt chronotyperoostering: medewerkers krijgen diensten die bij hun natuurlijke ritme passen (ochtendtypen in de dag- en middagdiensten, avondtypen in avond- en nachtdiensten). Een lopende proef in het Jeroen Bosch Ziekenhuis test zulke roosteraanpassingen. Voordelen zijn betere slaap, hogere concentratie en emotionele stabiliteit; het praktische probleem blijft dat onze samenleving grotendeels op een negen-tot-vijf-schema is ingericht, wat avondmensen dwingt aan te passen.
Aanpassing is echter mogelijk en soms noodzakelijk. Van Ee stelt dat het vooral belangrijk is consequent één ritme aan te houden: als je doordeweeks vroeg op moet staan, leer je je biologische klok daarop af te stemmen, maar héél uitslapen in het weekend creëert een terugkerende ‘mini-jetlag’. Topsportvoorbeeld Hein Otterspeer laat zien hoe je je klok strategisch kunt verschuiven: met vooraf aangepast slaapschema, lichttherapie, gewijzigde eettijden en discipline kon hij zich binnen enkele dagen aanpassen aan wedstrijden in avonduren of verre tijdzones.
Kortom: idealiter leef je naar je natuurlijke chronotype — dat geeft energie en betere gezondheid — maar waar werk, gezin of maatschappij dat niet toestaan, kun je je klok tot op zekere hoogte verschuiven met slaap-, licht- en voedingspatronen. Consistentie is daarbij cruciaal; werkgevers kunnen veel winst boeken door diensten beter af te stemmen op individuele ritmes, al blijft maatschappelijke infrastructuur de grootste beperkende factor.