De waarheid van Albert Speer
In dit artikel:
Na lezing van Jean-Noël Orengo’s Vous êtes l’amour malheureux du Führer bleef één vraag hangen: kennen we elkaar echt en wat is waarheid? Orengo vertelt in persoonlijke, deels romanachtige vorm over Albert Speer, Hitlers rijksarchitect, en legt uit hoe Speer meesterlijk een eigen imago construeerde. Als begaafd ontwerper en charismatisch verteller wist hij na de oorlog zijn rol te herformuleren — beweerde onwetendheid over de Holocaust, schreef winstgevende memoires — en ontweek daarmee verantwoordelijkheid. Het boek fungeert als waarschuwing: sommige mensen creëren een rookgordijn rond zichzelf en worden daardoor gevaarlijk effectief.
Die dynamiek van beeldvorming en manipulatie staat niet op zichzelf. De auteur trekt parallellen met hedendaagse populistische leiders — Trump, Poetin, Xi — die publiek opinies en feiten naar zich toe buigen. Dit roept de vraag op waar we vandaag de waarheid nog op baseren in een samenleving zonder gedeelde morele ankers.
Tegelijkertijd reflecteert het stuk op recente intellectuele impulsen. De recente necrologie van filosoof Alasdair MacIntyre herinnert aan het belang van deugdenethiek: goed handelen ontstaat binnen gemeenschappelijke praktijken en tradities, niet louter als individuele keuze. Zonder gemeenschappelijke deugden ontstaat ruimte voor ideologieën die andere ‘waarheden’ promoten.
Historische denkers bieden verder perspectief. Simone Weil, die in 1942 Frankrijk verliet en in Londen nadacht over de wederopbouw, beschreef wat zij de grote ontworteling noemde: een samenleving die haar religieuze, sociale en morele grond verliest en daardoor kwetsbaar wordt voor verleiding en collaboratie. In haar boek L’enracinement pleitte ze voor een herfundering van de natie, waarin economische hervorming hand in hand gaat met hernieuwde morele en spirituele structuren.
De schrijver van het artikel bekent zich aan twee wortels die volgens hem vandaag relevant zijn. De eerste is de Bijbelse traditie, met verhalen die over identiteit en bestemming spreken, al erkent hij dat die in sterk geseculariseerd Nederland niet langer als gemeenschappelijk kader zal gelden. De tweede, en voor hem universeel toepasbare, is de verlichting: waarden van vrijheid, gelijkheid, broederschap, kritisch denken en vertrouwen in wetenschap. Recent organiseerde hij De Nacht van de Verlichting (23 juni, Waalse Kerk te Amsterdam) om over deze wortels te spreken en hun hedendaagse betekenis te verkennen.
De kernboodschap is praktisch en dringend: als we niet opnieuw investeren in gedeelde vertellingen en deugden — en kinderen deze waarden niet meegeven — maken we ons kwetsbaar voor manipulatie en autoritair gedachtegoed. De verlichting biedt volgens de auteur houvast als gemeenschappelijke morele bodem die boven identiteitsgrenzen kan reiken. Het is zaak deze wortels te versterken en door te geven, zodat de neiging tot zelfrechtvaardiging en beeldvorming à la Albert Speer niet opnieuw de bovenhand krijgt.