Mary werd mantelzorger van oom en tante en nu missen nabestaanden zo'n €450.000
In dit artikel:
Op een eeuwenoude familieboerderij woonde het zuinige echtpaar Cornelis (bijna niemand noemde hem anders dan Cnil) en Ina. Ze hadden één zoon; die overleed in september 2013. Twee kleinzonen, begin twintig, werden erfgenamen. Vanaf 2010 trad Mary, een nicht van Ina, op als mantelzorger: ze bezocht ziekenhuisafspraken, deed boodschappen en regelde bankzaken. In eind 2012 kreeg ze van Cnil een notariële volmacht om zijn financiële belangen te behartigen.
Cnil leed aan vasculaire dementie en overleed in januari 2015; Ina, die aan Alzheimer leed, stierf in oktober 2016. Toen de erfgenamen ontdekten dat vanaf de rekening van hun opa grote bedragen waren verdwenen — overboekingen naar Mary, naar haar dochter, naar de partner van Mary en contante opnames — bleek er ruim €450.000 zoek. Al in 2016 werd aangifte gedaan, maar de zaak kwam pas negen jaar later voor de meervoudige strafkamer in Utrecht. De lange vertraging leidde tot spijt van de rechter: urgente zaken over kwetsbare ouderen horen sneller behandeld te worden.
Mary stelde in de rechtszaal dat veel overboekingen met medeweten van haar oom gebeurd zouden zijn; de kleinzonen betwijfelen dit omdat ze vinden dat Cnil al in 2010 dement was. Mary erkende dat ze beter op papier had moeten zetten waar betalingen voor waren: betalingen aan haar dochter werden toegelicht als bijdragen voor een scooter, schoolwerk of een stage in de VS; zijzelf ontving onder meer een nieuwe vloer en een auto die door de rekening van haar oom gefinancierd werden. Toch gaf ze ook toe dat er verdachte transacties waren, zoals het opnemen van €14.000 de dag vóór Cnils overlijden toen hij in een schemerachtige toestand verkeerde, en zelfs overboekingen maanden na zijn dood.
De officier van justitie kwalificeerde Marys handelswijze als handelen als “heer en meester” over andermans geld en eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden plus terugbetaling van ongeveer €450.000 aan de erfgenamen. De verdediging wees op de enorme vertraging in het onderzoek: getuigen en buren zijn overleden, bank- en fiscale informatie zijn deels niet meer te achterhalen, waardoor onderzoek naar beïnvloedbaarheid van Cnil onmogelijk werd.
Twee weken later oordeelde de rechtbank hoofdzakelijk op formele gronden: verduistering (het onttrekken van geld dat iemand in beheer heeft) verjaart na zes jaar en kon daarom niet meer inhoudelijk beoordeeld worden. Diefstal is niet van toepassing zolang een volmacht bestond — de rechtbank stelt dat handelen met een volmacht geen diefstal kan zijn, alleen verduistering. Omdat verduistering verjaard is, kon Mary niet worden vervolgd en werd zij vrijgesproken van diefstal.
De zaak illustreert meerdere problemen: het risico van financieel misbruik bij ouderen met dementie, de juridische gevolgen van het verlenen van volmachten, en de schadelijke impact van langdurige procesvertragingen waardoor bewijs en getuigen verdwijnen. De erfgenamen blijven met financiële schade en zelfs fiscale aanslagen achter, ondanks dat zij nooit de geërfde gelden hebben ontvangen.