Voetbal is oorlog, rugby even geen oorlog

vrijdag, 5 december 2025 (06:19) - Het Financieele Dagblad

In dit artikel:

Compagniecommandant Viktor Buranov doorbreekt zijn eigen regel — “blijf bij je troepen” — voor één weekend: midden in de nacht laat hij het bevel over en rijdt vanaf de frontlinie naar het rugbystadion in Kyiv. Op de tribune zitten soldaten, allemaal rugbyspelers die zich na de invasie bij het leger meldden en nu op weekendverlof zijn. Ze gebruiken de samenkomst om bij te praten, te lachen en even het gewone leven op te zoeken; sommige mannen ontmoeten hun partners en kinderen voor een lange omhelzing.

Een Nederlands rugbyteam arriveert als laatste met vijf terreinwagens en een ambulance, geschonken door de stichting Protect Ukraine en volgeladen met beschermingsmiddelen, slaapzakken, medische spullen en een kinderspeeltje. De Oekraïense soldaten nemen aan het einde van de dag niet alleen de spullen maar ook de voertuigen mee; het speeltje gaat naar Vasil Cherednichenko, wiens pasgeboren zoontje Eneas het cadeau krijgt van zijn in Nederland verblijvende halfzus Ivanka. Protect Ukraine fungeert inmiddels ook als postdienst: tekeningen en Nederlandse lekkernijen reizen mee om familiebanden tastbaar te houden.

Vasil illustreert het persoonlijke front: zijn oudere dochter is als vluchteling in Nederland opgegroeid en verliest langzaam tekenen van Oekraïense cultuur; zijn vrouw bleef in Kyiv om hun kind niet zonder vader te laten, maar leeft constant met angst — van ziekenhuisbombardementen tot recente aanvallen op kinderdagverblijven en scholen. Nachtelijke rust is zeldzaam: met een baby slapen zij soms in slecht verlichte parkeergarages tussen auto’s, klaar om bij elk luchtalarm dekking te zoeken.

Op het veld mengen herinneringen en oorlogservaringen zich. Kapitein Oleksander Korovin, die zich vrijwillig aansloot en zijn officiersopleiding verborgen hield om met zijn teamgenoten te dienen, keert speciaal terug van het front. Hij en andere oudgedienden, zoals de voormalig internationals die jaren geleden in Den Haag speelden, hebben nog inzicht maar missen soms de fysieke scherpte. Jaroslav Pereguda koestert zijn sportverleden thuis als een heiligdom; zijn woonkamer is bescheiden, met een ‘rugbyaltaar’ van bekers en krantenknipsels.

Derangschikking van levens door de oorlog is zichtbaar in kleine details: een veteraan met een prothese, Dima Chornobay, vertelt hoe deelname aan de Invictus Games hem inspireerde om rolstoelenrugby in Oekraïne te promoten. Een deel van de ploeg bestaat uit ongeveer twintig veteranen die met uiteenlopende beperkingen trainen; de nationale rugbybond ondersteunt hen. Tegelijkertijd gaan veel reguliere rugvelden achteruit: tribunes vergaan, gras groeit over de lijnen en bij sommige stadions liggen auto-wrakken als stille getuigen van bombardementen.

De wedstrijd zelf verloopt voorzichtig: de Nederlanders willen geen medesoldaat blesseren, terwijl Oekraïense spelers vol inzetten alsof de fysieke risico’s vanzelfsprekend zijn. Bij het slotdiner spreekt Korovin over vriendschap tussen beide landen. Buranov vraagt om de gevallen rugbyers niet te vergeten; hij belooft persoonlijk de moeders te blijven bellen en na de oorlog monumenten te plaatsen op de plekken waar soldaten vielen. Als officier voelt hij de plicht ook na de dood van zijn mannen bij hen te blijven.

Het verhaal toont hoe sport — hier rugby — functioneert als brug tussen front en thuisleven: het biedt afleiding, bevestigt identiteit en creëert verbondenheid tussen militairen, families en buitenlandse vrijwilligers. Tegelijkertijd legt het de alomtegenwoordige onzekerheid van het dagelijkse bestaan bloot, van verwoeste scholen tot nachten tussen auto’s. De inzet van stichtingen als Protect Ukraine en initiatieven rond veteranenrevalidatie benadrukt hoe maatschappelijke steun en sport samen omgaan met de fysieke en emotionele littekens van oorlog.