Waarom goedkope, gebruiksvriendelijke hulpmiddelen de patiënt maar moeizaam bereiken
In dit artikel:
In technische labs van onder meer de TU Delft werken onderzoekers bewust aan eenvoudige, betaalbare hulpmiddelen naast de gebruikelijke ingewikkelde hoogtechnologie. Twee concrete voorbeelden: de P‑Mate van Laura Marchal‑Crespo, een mechanisch systeem van elastische kabels en katrollen dat op een loopband helpt bij de revalidatie na een beroerte — zonder robotica, AI of elektriciteit — en de mHand van Gerwin Smit, een lichaamsgestuurde handprothese met grijpfunctie die relatief goedkoop is (rond €2.000) en mechanisch gebaseerd op menselijke anatomie werkt.
Ondanks veelbelovende eenvoud en gebruiksgemak komen zulke uitvindingen moeilijk bij patiënten terecht. Experts wijzen op fundamentele markten en beleidsbarrières: zorginkoop en vergoedingssystemen stimuleren vaak duurdere, complexere technologieën. Geneesmiddelen kennen strakke toelatings- en vergoedingsroutes; voor hulpmiddelen ontbreken zulke sturingsmechanismen grotendeels, waardoor zorginstellingen zelf inkopen en verzekeraars soms onbedoeld dure opties bevoordelen. Xander Koolman (VU Amsterdam) noemt dit “een enorm probleem”: in de zorg leidt innovatie vaak niet tot een betere prijs-kwaliteitsverhouding zoals in andere sectoren.
Concrete gevolgen zijn zichtbaar. De mHand valt in sommige vergoedingssystemen tussen wal en schip: duurder dan een puur cosmetische prothese maar veel goedkoper dan elektrische exemplaren. Orthopedische instrumentmakers verliezen op het afleveren van zulke middenprijsproducten en kiezen daarom vaker voor cosmetische of goed vergoede elektrische prothesen. Dat belemmert brede adoptie, ondanks de vraag van gebruikers voor praktischere of meerdere prothesen afgestemd op verschillende situaties. Ook de P‑Mate bereikt nog niet het thuisgebruik dat technisch mogelijk is, omdat commerciële adoptie en distributie lastig zijn.
Andere obstakels: hoge ontwikkelkosten voor markttoegang (zoals CE‑certificering), lage marges op betaalbare ontwerpen die weinig ruimte laten voor marketing, en een beperkte afzetmarkt — Nederland telt bijvoorbeeld circa vijftien revalidatiecentra, wat volumes en businesscases sterk beperkt. Maarten IJzerman (Erasmus) benadrukt dat productontwikkeling moet vertrekken vanuit de behoeften van patiënten en zorgverleners, niet vanuit de meest interessante technische uitdaging; ook dan blijft overstappen op een nieuw, eenvoudiger hulpmiddel moeilijk als het bestaande product financieel aantrekkelijker is voor leveranciers.
Er is wel een kentering in het denken: beleidsmakers en onderzoekers verschuiven van het nastreven van steeds duurdere, specialistische technologieën naar oplossingen die schaalbaar en inzetbaar zijn om de toenemende zorgvraag te bedienen. Bart Horstman (TU Delft) stelt dat eenvoudige, gebruiksvriendelijke hulpmiddelen juist goed aansluiten bij schaarse personeelssituaties en krappe budgetten; apparatuur die alleen in klinieken bruikbaar is en in de praktijk onbenut blijft, maakt zorg onnodig duur.
Toch blijven ondernemers en onderzoekers tegen grote weerstand aanlopen. Smit erkent nuchter dat het financieel “in principe niet loont” om zulke producten te ontwikkelen; de mHand is uiteindelijk via een licentie aan Moveable op de markt gekomen, “meer ondanks dan dankzij het systeem”. Ondanks dat blijven teams doorgaan met ontwerpen van betaalbare alternatieven, in de overtuiging dat eenvoud, toegankelijkheid en aansluiting bij gebruikers cruciaal zijn om toekomstige zorg duurzaam houdbaar te maken.